Geschiedenis van Landgoed Willibrordus
ofwel de voormalige St. Willibrordusstichting
Inleiding
De St. Willibrordusstichting, het huidige GGZ-NHN (Geestelijke Gezondheidzorg Noord-Holland-Noord), is in meer opzichten interessant. Niet alleen vanwege haar historische plek en vanwege het monumentale karakter van verschillende gebouwen, maar ook in het kader van de ontwikkelingen binnen de psychiatrie en vanwege de mensen die er hebben gewoond en gewerkt.
Het zicht op de St. Willibrordusstichting is niet te missen. Vanaf de A9 en vanuit de trein gezien domineert de toren van de kapel. Vooral in het donker ziet men al van ver het groene neonkruis op de kapel. Op de weg van Uitgeest naar Alkmaar is het een opvallend groot(s) bouwwerk met fraaie vijvers ervoor. Op het betreden van het terrein van deze stichting rustte voor velen een taboe: er werden immers psychiatrische patiënten verpleegd.

Willibrordusstichting vóór 2000
De St. Willibrordusstichting was jarenlang de grootste lokale werkgever. De vroegere feestzaal was gedurende lange tijd de grootste in de regio en er werden regelmatig concerten en andere uitvoeringen gegeven voor patiënten en de inwoners van Heiloo en verre omgeving.
Daarnaast speelde Stabilitas, de bedrijfsvoetbalvereniging van de stichting bijna al haar wedstrijden op haar “eigen” voetbalvelden, waardoor veel mensen kennis maakten met de stichting. Dit alles maakt de St. Willibrordusstichting tot een begrip in de wijde omgeving.
Vroeger was de St. Willibrordusstichting een dorp op zichzelf. Men vond er een heuse bakkerij, keuken, schoenmakerij, wasserij, kleermakerij, bibliotheek, mortuarium, werkplaatsen, sportzaal, kerkhof en zelfs twee voetbalvelden voor de eigen voetbalvereniging Stabilitas (opgericht op 14 november 1937).
In dit artikel wordt vooral ingegaan op de geschiedenis van de gebouwen en hun bewoners en niet op de therapieën, opleidingen, het leven van de broeders en de bestuurlijke perikelen van deze stichting.
Een aantal toevalligheden heeft een rol gespeeld bij de totstandkoming en vestiging van deze psychiatrische inrichting. Haar geschiedenis begint in België.
In 1825 werd Stefanus Glorieux (1802- 1872) als kapelaan aangesteld bij de St. Hermesparochie in het arme textielstadje Ronse in België. In een oude verbouwde kerk bracht hij een liefdadigheidsgesticht tot stand. Om te voorkomen dat de hulpverlening te vrijblijvend van karakter zou blijven raadde de bisschop van Gent hem aan een congregatie te stichten. Op 25 november 1830 werd Glorieux benoemd tot stichter en directeur van de Congregatie van Broeders van Goede Werken. De broeders van deze congregatie werden al snel overal gevraagd de verzorging op zich te nemen in weeshuizen, armenhuizen, gevangenissen en voor het geven van onderwijs.
In 1888 schonk de eigenares van het kasteel Oostakker bij Gent de broeders een deel van haar landgoed om een nieuw moederhuis te bouwen. De broeders verhuisden daarheen en veranderden hun naam in Broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes.
De Broeders van Goede werken kregen ook uit Nederland verzoeken om hulp. In 1853 kwam zo de vraag broeders en zusters naar ‘s-Hertogenbosch te sturen, naar het Bossche krankzinnigengesticht Reiner van Arkel.
Een van de eerste gediplomeerde krankzinnigenverplegers van deze congregatie was Broeder Junianus Traag (1882 – 1949). Hij ontplooide zich als een voorvechter van een eigen krankzinnigengesticht voor de congregatie en werd later de eerste broeder-overste van de St. Willibrordusstichting.
De motieven om een inrichting te bouwen waren niet alleen van religieuze en financiële aard. Ook prestige ten opzichte van andere kloosterorden speelde een rol. Oorspronkelijk ging de voorkeur naar de provincie Utrecht uit. Dit vanwege onder andere de centrale ligging. Hangende de uitspraak van de bisschop van Utrecht werd ook vast om toestemming gevraagd aan de bisschop van Haarlem voor het stichten van een krankzinnigengesticht. De laatstgenoemde bisschop reageerde positief. De Inspecteur van Staatstoezicht, H.J.Lubberman, Broeder Junianus en architect H.J.W.Thunnissen gingen daarna op zoek naar geschikte grond in Noord-Holland. Dit was geen gemakkelijke opgave, want grond voor een aantrekkelijke prijs was ook toen al schaars. In juli 1927 werd uiteindelijk in Heiloo een perceel van drie hectare gevonden.
Op 26 september 1927 kocht de Congregatie van de Broeders van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes de landerijen van het voormalige landgoed IJpensteijn.
Het Landgoed IJpensteijn
In het jaar 1555 bezit Aagt Willems van Amsterdam een landgoed aan de Oosterwegh (nu Oosterzijweg). Zij trouwt met Willem Bardes I ( volgens de mode in die tijd verlatijnst tot Bardesius), een telg uit een bekend Amsterdams geslacht vanaf 1419. Willem Bardes koopt weilanden aan in het oosten van Heiloo om een eigen opvaart aan te leggen vanaf de Dye, teneinde zijn zate (hoeve) te vergroten. Deze opvaart, gelegen op de plaats waar nu ongeveer de Kanaalweg ligt, heette Buervaart. Hij begint ook met de bouw van het huis IJpensteijn. In 1597 komt de naam IJpensteijn voor als familienaam: Jacob Claesz. IJpensteijn, buyerman (boer) te Heiloo. Hij was geen kleine boer en mogelijk de pachter van de boerderij op het landgoed waaraan later deze naam verbonden werd. Willem Bardes overlijdt in 1601, zijn zoon, Jonker Willem Bardes II blijft op IJpensteijn wonen en voltooit de bouw ervan. Op de landkaart van Groot Balthazar Floris van Berkenrode van 1621 wordt IJpensteijn als Egelenborgh aangeduid. In 1630 komt het huis in welstand na de verbouwing door Willem Bardes III. In 1645 schrijft Cornelis van der Woude in de Kronyck van Alckmaar: ‘Men zou hier in de naamen ligt uerdoolen”. Hij geeft hiermee aan de naamsverwisselingen en de verschillende spellingsvormen van het huis. Hij noemt het” ‘t Huys te Egelen-Burgh”. Mr. Willem van der Neck, regent te Hoorn, koopt in 1660 het huis IJpensteijn, met de plamagie, singles, boomgaard, laan, tuinen, stallinge, bouwhuijs, de andere stolpen en landerijen.

IJpenstein, door P. van Looy, 1908, naar C. Pronk 1725
Hij koopt in 1668 veel onroerend goed, waaronder het huis Egelenburg in het westen van Heiloo. Zijn zoon, Mr. Jan van Neck, erft in 1670 IJpensteijn. Margaretha Sonck, zijn weduwe, verkoopt in 1669 diverse landerijen van IJpensteijn onder het toeziend oog van haar schoonzoon Gerbrand de Vicq. Het huis IJpensteijn wordt in 1749 voor afbraak verkocht, als zovele buitenhuizen in deze periode van economische recessie, en de sloop vindt plaats. Tot 1813 blijft het landgoed in bezit van vier generaties de Vicq; daarna is het twee generaties lang eigendom van de familie Van de Blocquerie. Vanaf 1891 zijn er verschillende eigenaren van het landgoed.
De ruïnes van het vroegere IJpenstein waren tot 1928 zichtbaar. Onlangs werd achter het voormalig St. Vincentiuspaviljoen een 8 meter lange muur, behorend tot de fundamenten van het huis IJpenstein, blootgelegd.
De realisatie van de St. Willibrordusstichting
De Inspecteur, Lubberman, had een sterke voorkeur voor een plek dichtbij het dorp.
Thunnissen en J.H.Hendricks (die samen een architectenbureau in Den Haag voerden), de inspecteur en Broeder Junianus en de beoogde geneesheer directeur J.A.J.Barnhoorn lieten zich bij de bouw van de stichting inspireren door de inrichting van dr. Hermann Simon in Gütersloh in Duitsland en enkele andere instellingen. De hierbij opgedane ervaringen verwerkten zij in het concept van de nieuw te bouwen inrichting.
De inrichting zou later bestaan uit verschillende gebouwen. Een hoofdgebouw, een klooster voor de broeders en verblijven voor klassepatienten. Ook werd er een observatiepaviljoen (St. Jozef) gepland en paviljoens voor vrijwillig opgenomen patiënten (Glorieux), rustige patiënten (Aloysius), onrustige patiënten (St. Vincentius) en epileptici en halfonrustigen (St. Cornelius).
Verder stond er een kapel gepland, een feestruimte, een machinegebouw annex wasgebouw (St. Pachalis-Babylon) en een keuken annex bakkerij (Gerardus Majella). Ook werden er voor de rector, de portier en de artsen woningen gebouwd.
Op verzoek van het Ministerie van Justitie werd ook nog een psychopatenasiel voor maximaal 25 patiënten (St. Paulus) in het ontwerp opgenomen.

Oorspronkelijke vooraanzicht van de Willibrordus met hoofdingang
Bijzonder was dat er voor het eerst een inrichting aan de rand van een dorp zou verrijzen, langs de drukke doorgaande Rijksstraatweg van Alkmaar naar Amsterdam (de A9 bestond toen nog niet). Dit was bijzonder omdat de meeste inrichtingen tot dan toe ver van de bewoonde wereld werden gebouwd. De architecten vonden dit geen bezwaar: de inrichting zou daardoor gemakkelijk bereikbaar zijn voor het familiebezoek van de patiënten. De ligging was ook gunstig voor de bedrijfsvoering. De ligging was tevens dicht bij een station. Daarbij voerde dr. Barnhoorn aan dat met de ligging duidelijk werd gemaakt dat het nieuwe instituut een volwaardige plaats in de maatschappij zou innemen. Niet iedereen in Heiloo was gelukkig met de plannen om in de gemeente een dergelijk gesticht te bouwen. Vooral de komst van een psychopatenasiel riep negatieve reacties op.
In de herfst van 1928 ging het bouwproject van start.
Op 23 november 1929 kwamen de eerste bewoners. Broeder Junianus en zijn assistent Broeder Rochus. Nadat de bevolking was uitgelopen om ze te verwelkomen vertrokken zij naar het tuinderhuisje aan de Oosterzij, dat tijdelijk voor hen was ingericht.
Een paar dagen later betrok dr. Barnhoorn zijn gloednieuwe dokterswoning, rechts van de ingang van de stichting.
Op 21 februari 1930 werd de eerste patiënt daadwerkelijk opgenomen. Inmiddels hadden negen broeders hun intrek genomen in Heiloo: Broeder Junianus (overste) , een keukenbroeder, een magazijnmeester, een machinist-elektricien, een administrateur, een tuinier, een hoofdverpleger en twee verplegers.
Achtereenvolgens kwamen St. Vincentius (1930), het St. Pauluspaviljoen (1930) , een noodgebouw dat als refter en recreatiezaal voor de broeders werd ingericht (1931) en een dokterswoning voor de tweede geneesheer (1931) gereed. Er werd een kerkhof aangelegd (1931), er verscheen een hoofdwegennet op het terrein (1931) en de zolder van het St. Vincentiuspaviljoen werd ingericht tot slaapverblijf voor de broeders (1931).
In 1933 werd de afdeling Glorieux geopend. Het St. Corneliuspaviljoen werd op 18 maart 1935 in gebruik genomen.

Glorieux in beginjaren
Begin 1940 waren alle werkzaamheden voltooid en op 30 maart 1940 volgde de feestelijke opening.
Kort daarna volgde de inval van de Duitsers in Nederland. Een week na deze inval nam een detachement van het Duitse leger bezit van een deel van het terrein en van de ruimte die tot voor kort dienst had gedaan als noodkapel. Stap voor stap werden de gebouwen door de Duitsers gevorderd. Patiënten werden ondergebracht in Duin en Bosch, de kindervakantiekolonie De Eendracht en St. Anthonius in Bakkum. De overgebleven patiënten werden ondergebracht in het St. Pauluspaviljoen, het St. Jozefpaviljoen en een tot verpleegruimte omgebouwde werkplaats.
De St. Willibrordusstichting van 1945 tot 1966
Na de bevrijding op 5 mei 1945 kwamen de patiënten vanaf 23 juni weer in groepen terug. In 1941 hadden de Duitsers een zwembad aangelegd op de plek waar nu een parkeerplaats is gelegen (ten oosten van de later afgebrande feestzaal). Het was een van de weinige positieve daden van de Duitsers.

Het door de Duitsers aangelegde zwembad, 1941
In 1946 werd de bollenschuur achter het huisje van de toenmalige eigenaar, gelegen op de hoek van de Kennemerstraatweg en de Kanaalweg, omgebouwd tot het Augustinuspaviljoen. Dit paviljoen ging dienen als pedagogische afdeling voor veertig jongens. Nu is het een kindercrèche. In de periode tussen 1949 en1952 werd de kapel van prachtige gebrandschilderde ramen voorzien.
Rond 1960 ontstond er een personeelsgebrek en er verschenen dan ook advertenties in de kranten. Het leeg gekomen St. Pauluspaviljoen werd ingericht tot woonruimte voor de leerlingen. De, vooral jongere, leerling-verpleegkundigen werden gehuisvest in de zolderkamertjes van het Aloysius en St. Jozefpaviljoen. Enkele, wat oudere leerlingen werden gedurende een korte periode gehuisvest in het St. Pauluspaviljoen. In de jaren kort daarna werden er eengezinswoningen voor personeel gebouwd in het zuidwestelijke deel van Heiloo en in het Noordoosten van Limmen.
De eerste vrouwelijke verpleegkundigen kwamen eind 1965 in dienst.
Het aantal eerwaarde broeders liep vanaf 1960 terug van 114 naar 14 in 1990.
In deze jaren had de St. Willibrordusstichting een zeer goede naam opgebouwd. Niet alleen op het gebied van de medisch-therapeutische behandelmethoden, maar ook op het gebied van de ontwikkeling van de psychotherapie, bewegingstherapie, creatieve therapie en arbeidstherapie. De opleiding tot B-verpleegkundige stond op hoog niveau en veel hier opgeleide verpleegkundigen kwamen terecht in leidinggevende functies, zowel binnen de stichting als ver daarbuiten. Intussen was de stichting uitgegroeid tot een grote werkgever in deze regio en waren veel medewerkers vooral woonachtig in Heiloo.
Het Psychiatrisch Centrum St. Willibrord
In 1959 kampten bijna alle zorginstellingen met een structurele overbezetting en een slechte doorstroming van patiënten. Dit leidde bij de St. Willibrordusstichting tot een plan van differentiatie binnen de zorg.
Binnen de instelling werden immers overwegend mensen (toen nog patiënten genoemd) met psychische stoornissen en neurosen, alsook zwakzinnigen verpleegd.
Eind 1963 begon men met de bouw van 6 eengezinswoningen aan de Vossenakkers. Per woning kwamen hier 6 patiënten te wonen. Het werd sluisinternaat Buitenzorg genoemd en gold als training in zelfstandig wonen.
Op 1 december 1970 vond de aankoop plaats van de boerderij plus gebouwen recht tegenover de Stichting. Na verbouwing kwamen daar patiënten wonen, o.a. die uit de Vossenakkers kwamen, dat werd opgeheven. De officiële opening van deze Buitenzorg tegenover de Stichting was 13 september 1973
In 1965 werd in Schoorl het pensiontehuis Klein Zwitserland overgenomen ten behoeve van de opname van bejaarde psychiatrische patiënten, waaronder ook een aantal van de Willibrordusstichting. In 1966 volgde de opening van het psychotherapeutisch instituut De Oosthoek in Limmen. Hiermee veranderde ook de naam van St. Willibrordusstichting in Psychiatrisch Centrum St. Willibrord.
Op 13 september 1973 vond de opening plaats van Nieuw Buitenzorg ofwel Egelenborgh, nadat de Stichting eigenaar was geworden van een aantal opstallen naast het oude Buitenzorg.
De zwakzinnigen (nu mensen met een verstandelijke beperking genoemd) bleven nog tot begin 1976 op de Stichting wonen.
In 1976 werd Reigersdaal te Heerhugowaard (een initiatief van de bestuurders van het Psychiatrisch Centrum St. Willibrord) in gebruik genomen ten behoeve van de zwakzinnigen. Een bijzonderheid daarbij was dat dit Centrum voor Verstandelijk Gehandicapten Reigersdaal een geheel eigen directie kreeg en daarmee los kwam te staan van het Psychiatrisch Centrum. De drie directieleden van Reigersdaal bekleedden reeds functies binnen de stichting. Tevens verhuisden een aantal leidinggevenden en verpleegkundigen mee naar Heerhugowaard.
In 1975 kreeg het Psychiatrisch Centrum toestemming voor ingrijpende nieuwbouw.
De kenmerken van deze nieuwbouw waren: kleinschaligheid, laagbouw, groepsgrootte maximaal acht personen en veel een- en tweepersoonskamers.
Het spreekt haast vanzelf dat de beoogde veranderingen niet zonder problemen verliepen, mede door verschil van inzichten. Binnen en buiten de stichting waren democratie, inspraak en het hekelen van de massaliteit van instellingen aan de orde van de dag.
Verschillen in inzichten op het gebied van behandelingen en over hoe een organisatie geleid moest worden bleven dan ook hier niet uit. Het voortbestaan van het Psychiatrisch Centrum liep hierdoor zelfs nadrukkelijk gevaar.
In 1980 komt het opnamepaviljoen Junianus en het Amantiuspaviljoen voor ernstig gedragsgestoorde mensen tot stand. In 1982 wordt het J.P.de Smet-centrum, een klinisch-medisch centrum, tot stand. Momenteel bevinden zich hier ook een huisartsenpraktijk, alsook een tandarts en mondhygiëniste. In 1984 wordt het nieuwe Vincentiuspaviljoen ten behoeve van geriatrisch cliënten en de poli-/dagkliniek aan de Ypesteinerlaan geopend. In 1987 wordt het St. Jozefpaviljoen gesloopt. Op de vrijgekomen plek wordt in 1988 een paviljoen voor chronisch psychotische cliënten geopend.

Voormalig 1e St. Jozefpaviljoen
Tijdens Pinksteren 1989 brandde de grote feestzaal, die in de beginfase dienst deed als noodkapel, af en op 28 juni 1991 werd op deze plek een modern restaurant en ontmoetingscentrum geopend. In 1994 werd het Van Foreest Centrum in gebruik genomen ten behoeve van gerontopsychiatrische patiënten.
Het aantal broeders liep in dat jaar nog verder terug en in juli hield de kloostergemeenschap in het hoofdgebouw op te bestaan. Wel bleven nog enkele broeders in de stichting wonen; later in het vroegere doktershuis aan de Kennemerstraatweg 460A. In oktober 2005 werd het convent in Heiloo officieel opgeheven.
De allerlaatste broeder die vertrok was broeder Wiro, die afscheid nam in januari 2007.
GGZ Noord-Holland-Noord
Na roerige jaren vond op 1 juli 1997 een fusie plaats tussen het Psychiatrisch Centrum St. Willibrord, de RIBW Noord-Holland-Noordwest en de RIAGG’s Noord-Kennemerland en Kop van Noord-Holland. De nieuwe naam luidt voortaan: GGZ Noord-Holland-Noord.
Eén organisatie die verantwoordelijk is voor de psychiatrische zorg ten behoeve van een regio met ongeveer 420.000 inwoners.
In 2007 vonden veel bouwactiviteiten op het terrein van de GGZ-NHN plaats, vooral naast het St. Pauluspaviljoen. Hier kreeg een deel van de cliënten (de huidige term voor de vroegere patiënten) hun eigen appartement met een eigen adres. Begin 2008 kwam het nieuwe dagactiviteitencentrum gereed. In het St. Pauluspaviljoen en St. Corneliuspaviljoen zijn inmiddels appartementen gerealiseerd.
Inmiddels is men begonnen met de bouw van een Forensisch Psychiatrische Afdeling ten oosten van de vroegere portierswoning, die daartoe recent werd afgebroken. Omdat vermaatschappelijking, oftewel omgekeerde integratie, een van de pijlers van GGZ-NHN is, heeft zij er veel aan gedaan om het terrein in Heiloo zo open en toegankelijk mogelijk te laten zijn. De bouw van reguliere woningen op het terrein ligt in de planning. Dit leidde in 2007 tot een eigen bewegwijzering op het terrein, net als in de daaromheen gelegen wijken van de gemeente Heiloo. Daarom is de benaming van de verschillende gebouwen verdwenen of zullen deze nog verdwijnen, tenzij de naamgeving is verankerd op gevels of in gedenkstenen. Daarmee zijn de laatst gebouwde paviljoens ook nu al historie.
De straatnamen
Bij het bepalen van de straatnamen is GGZ NHN uitgegaan van de geschiedenis van het terrein. De voorstellen van straatnamen zijn mede ontleend aan het boek ‘Heiloo voor en na Willibrord’, gemeente Heiloo, 1995, hoofdstuk 3 t/m 9. Er is gekozen voor de volgende namen met hun geschiedenis:
De Bullaan
De noordflank van het terrein is gelegen aan de Kanaalweg en die werd vroeger Bullaan genoemd.
De Hooge Venne
Dit is een aanduiding van een perceel dat nu binnen de wijk Ypestein zou liggen. Op de oude kaart is te zien dat de Hooge Venne grenst aan de het perceel Olvendijk.
De Kapelbuurt
In de ontstaansgeschiedenis van Heiloo valt te lezen dat Heiloo zich ontwikkeld heeft uit enkele buurtschappen. Daarnaast is het te bebouwen gedeelte van het terrein aan de zuidflank door de architecten dusdanig ontworpen dat het zicht vanuit Ypestein op de kapel van GGZ NHN blijft bestaan. Van de bebouwing op de zuidflank kan gesproken worden over een ‘buurtje’.
De Kroft
Een kroft is een stuk zandgrond dat hoger ligt dan de omringende akkers. In Heiloo kwamen ‘kroften’ veelvuldig voor. Op oude kaarten zijn zij te vinden, meestal met de naam van de eigenaar, bijvoorbeeld: ‘t kroftje van Adriaan Pietersz.
De Olvendijk
Aanduiding van een perceel gelegen ten zuiden van de Kanaalweg en ten oosten van ‘ ‘t Huis Ypestein’. Op de oude kaarten zijn drie percelen met de naam Olvendijk te vinden; De Kleine Olvendijk, De Grote Olvendijk en gewoon Olvendijk. (Bron: kadastrale atlas naar de opmetingen van 1821.)
De Overtoom
De overtoom is een dam met glooiende hellingen waar kleine schepen over worden getrokken van het ene water in het andere. Het vaarwater De Die stroomde in vroeger tijden langs het Heilooërmeer. Over de dijk van De Die lag een overtoom.
De Strandwal
Een strandwal is een hoger gelegen stuk grond. Heiloo ligt gedeeltelijk op zo’n strandwal. Er wordt momenteel veel onderzoek naar gedaan.
Het Die
Het vaarwater De Die stroomde in vroeger tijden (rond 1566) langs het Heilooërmeer.
Het Kerkepad
Het Kerkepad heeft als naam geen historische betekenis, maar is gekozen omdat deze weg langs de kapel op het terrein loopt.
Het Landpad
Midden op het terrein loopt Het Landpad. Deze verbindt het ene gedeelte van het terrein met het andere.
Besluit
De geschiedenis van de St. Willibrordusstichting is letterlijk en figuurlijk een bewogen geschiedenis geweest. Ook in de toekomst zullen veranderingen aan bod komen bij de GGZ Noord-Holland-Noord want als de maatschappij verandert, zullen zorg- en dienstverlenende instanties onvermijdelijk meeveranderen.
Hoewel GGZ-NHN, met verschillende locatie-aanduidingen, voor een groot deel is gevestigd op het terrein van Landgoed Willibrordus Heiloo, zal zij voor de meeste Heilooënaren toch de Willibrordusstichting of ‘De Stichting’ blijven heten, al is het alleen maar omdat het met grote letters op de voorgevel staat.
Zeker is dat St. Willibrordusstichting een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de geschiedenis van Heiloo.
Bronnen:
Een bron van goede werken, C. Th Bakker en L. De Goei, Amsterdam, 2002. Dit boek heeft gediend als hoofdbron voor dit artikel omdat het de meest recente beschrijving van de geschiedenis van de Stichting betreft.
Historische Prent van de Historische Vereniging Heiloo.
Auteur: Dick Slagter
Het artikel is een in 2024 herschreven versie uit de Heilooer Cronyck van december 2008.